dinsdag 8 november 2011

Reflectie periode 1

Nu we bijna aan het eind zijn van periode 1, vind ik het prettig voor mezelf om hier even op terug te kijken.

Het thema 'Hersenen in actie' vond ik vanaf het begin al interessant. Tijdens de colleges heb ik oude maar ook veel nieuwe informatie gekregen en heb daar zeker wat aan gehad! Ik weet nu wat hersenvriendelijk lesgeven is en hoe je van een gewone les een constructivistische les moet maken, dingen war ik eerst nog nooit van had gehoord!
Aan het begin van deze periode heb ik ook een aantal doelen geformuleerd voor mezelf. Omdat ik benieuwd ben in hoeverre dit gelukt is ga ik ze nog eens langs.

1. De lat voor mezelf niet te hoog leggen. Dit zal altijd een zwak punt van mij blijven, maar ik merk aan mezelf dat deze stage mij heel veel zelfvertrouwen heeft gegeven en nog steeds geeft. Ik krijg de vrijheid om alles te doen en draai de hele dag de klas, alsof ik al echt de leerkracht ben. Tuurlijk gaat er ook wel eens iets mis, maar weet dit gelukkig dan ook zelf weer op te lossen. Omdat ik dit zelf doe, krijg ik steeds meer het gevoel van 'zie je wel, je kan het wel!' wat voor mij heel prettig is. Ook het feit dat mijn mentor aan de school heeft doorgegeven dat als zij ziek is en ik er ben, er geen vervanger geregeld hoeft te worden, heeft mij een enorme zelfvertrouwenboost gegeven! Ik hoop dat ik dit gevoel kan vasthouden, want het werkt 100x prettiger dan voorheen!

2. Meer ingaan op het individu. Omdat er in mijn stageklas enorme verschillen zijn qua niveau, werken ze met niveaugroepen. Dit zijn dan groepjes van 3/4 leerlingen. Hierdoor kreeg ik de kans om telkens met een groepje aan de slag te gaan. Doordat deze groepjes ook nog eens heel klein zijn, kon ik ook makkelijk oog hebben voor het individu. Ik vond dit heel erg prettig, zo leer je een kind echt goed kennen. Ik ging vaak bij de 'meest moeilijke' kinderen zitten om 1 op 1 te werken. Ik merkte dat zij dit heel fijn vonden en dus het werk heel goed ging. Voor mij was dit ook een teken dat ze een soort van veilig gevoel bij mij hadden en zich daarom voor mijn hulp openstelde.

3. In deze periode minimaal 1 correcte hersenvriendelijke les uitvoeren. Doordat voor mij steeds duidelijker werd wat een hersenvriendelijke les is, kwam ik erachter dat je onbewust vaak hersenvriendelijk bezig bent! Naast de opdracht die bij dit thema hoort, heb ik meerdere lessen gegeven op een hersenvriendelijke manier.

4. Inzicht krijgen in de werking van de hersenen en hoe je hier in de klas rekening mee kan houden. Tijdens de colleges en bijeenkomsten heb ik veel geleerd over de werking van de hersenen, zoals het korte en lange termijngeheugen en waar wat zit in je hersenen. Doordat er ook vaak praktijkvoorbeelden kwamen, wist je hoe je dit zelf ook kan doen in jouw eigen klas. Ik heb dus zeker dit doel behaald dankzij de bijeenkomsten!

5. Alles wat ik leer in de colleges en bijeenkomsten toepassen in mijn stage. Mede door de opdrchten is dit zeker gelukt! Maar doordat ik zelf steeds meer ging begrijpen wat alles inhield, ontdekte ik dat je er onbewust toch wel regelmatig aan voldoet om bijvoorbeeld een hersenvriendelijke manier van lesgeven te laten zien.

Al met al ben ik dus tevreden over deze periode. Ik denk dat ik voor mezelf kan zeggen dat ik mijn doelen die ik heb gesteld heb behaald en dit ook zeker vast wil houden! Hopelijk zullen de volgende thema's en periodes net zo verlopen!

Checklist 'Hersenen in actie'.

Toepassingskaart 9: Scholen en talentontwikkeling

Op de basisschool 'De Diamant' geven ze onderwijs volgens de principes van TOM, Teamonderwijs op maat. Betekenisvol en actief leren speelt hierbij een belangrijke en grote rol.
Op deze school wordt zowel rekenig gehouden met het personeel als de leerlingen. Iedere leerkracht krijgt de ruimte zich te ontwikkeling op zijn/haar gebied. Zo wordt er ook gewerkt met miniteams, bestaande uit een groepsleerkracht, een onderwijsassistent en een stagiar(e). Zo hebben ze meer mogelijkheden voor individuele aandacht voor leerlingen.

De leerlingen krijgen zelf meer verantwoordelijkheid over hun eigen leerproces. Ze proberen vraaggericht onderwijs te geven en proberen hierbij zoveel mogelijk rekening te houden met de meervoudige intelligentie van de kinderen. Ieder kind heeft zijn eigen voorkeur en daar moet naar geluisterd worden.

Een uitdagende leeromgeving vinden zij hierbij heel belangrijk. Ze willen daarom gaan werken met ateliers. Een reken-, taal-, techniek- of tekenatelier. De school moet er zo uitzien dat de leerlingen uitgedaagd worden om te leren.

De ouders mogen in overleg met de school kiezen voor 1 van de 3 concepten die ze doen op school, namelijk:
* Ervaringgericht onderwijs
* Ontwikkelingsgericht onderwijs
* Programmagericht onderwijs
Zo kunnen ze voldoen aan de leerbehoeften van ieder kind.

Toepassingskaart 8. Constructivistische les.

Eigen leerstijl.
Vorig jaar hadden wij deze test van Kolb al gedaan, maar eerlijk gezegd wist ik echt niet meer wat bij mij eruit was gekomen. Daarom vond ik het ook wel interessant om het nu weer te doen, met de insteek het nu wel te onthouden! Ik had verwacht dat ik een echte doener zou zijn, maar toen ik de test deed kwam er dromer uit! Ik had echt zoiets van 'dat klopt echt niet!'. Maar toen ik de omschrijvingen hoorde van de verschillende stijlen, kwam ik hier al snel op terug: ik ben inderdaad een dromer. Het punt: kijkt graag eerst naar een ander voor hij/zij zelf aan de slag gaat komt me heel bekend voor. Ook denk ik altijd eerst na voor ik daadwerkelijk aan de slag ga. Het inleven in verschillende situaties kan ik ook. Kortom, een dromer.

In mijn stageklas heb ik zo ook naar de leerlingen gekeken. Samen met mijn mentor hebben we drie leerlingen uitgekozen met alle drie een andere leerstijl.

Leerling A: Deze leerling is een echte dromer. Hij kijkt graag de kat uit de boom en vind het heel fijn als iets hem eerst wordt voorgedaan zodat hij weet hoe het moet. Ook merkte ik dat hij wat meer de tijd nodig heeft voor hij met een oplossing komt, terwijl er vele anderen van alles al aan het roepen zijn.

Leerling B: Deze leerling is een echte doener, die gaat direct aan de slag en ziet wel hoe het uitpakt. Hij werkt graag samen en brengt zijn enthousiasme over op de anderen. Een doener houdt van experimenteren, zo ook deze leerling. Hij wil het graag echt uitproberen en leert hier meer van dan vanuit een boek.

Leerling C: Deze leerling is de denker van de groep. Ze is stil en altijd heel geconcentreerd aan het leren vanuit een boek, de praktijk hoeft voor haar niet zo. 'Het staat toch ook al in je boek?!'. De nieuwe kennis verbind zij direct aan de kennis die ze al bezit en laat dit soms ook horen.

De les:
Voor deze les heb ik een rekenles gebruikt met als thema meten. We konden natuurlijk uit het boek de sommen maken, maar voor een eerste kennismaking met de maten m en cm leek het mij leuk ook écht te gaan meten. Ik heb daarom een werkblad gemaakt en een kist vol meetmaterialen gepakt. Ze moesten een aantal dingen in het lokaal opmeten en hierbij samenwerken. Een voorbeeld van ontdekkend leren, een stijl die past bij de doener. Daar heb ik dan ook deze les op gebaseerd.
Doordat ze zelf gingen meten, was al heel snel het kwartje gevallen, bij iedereen. Ze waren erg enthousiast en vonden het jammer dat we op een gegeven moment moesten stoppen vanwege de tijd. Ook de leerlingen met de andere leerstijlen waren enthousiast.

Reflectie leerlingen:
De leerlingen waren heel erg enthousiast en waren allemaal heel serieus bezig met het meten. Ze wilden zelfs naar buiten om daar dingen te gaan meten! Vanwege de tijd kon ik dat deze les niet doen, maar toen ik ze had beloofd dat we dat zeker een keer gingen doen, was het een luid gejuich, van iedereen! Ze vonden het niet te makkelijk maar ook niet te moeilijk en wilden graag meer van dit soort lessen.

Eigen reflectie:
Ik ben zelf ook erg tevreden over de les, ze waren erg enthousiast en mijn doelen waren bereikt. Wel zou ik de volgende keer ervoor zorgen dat elke leerling een eigen meetinstrument heeft waardoor ze elke keer zelf kunnen meten en je niet hoeft te werken met een roulatie systeem.

Toepassingskaart 4. 1-Zorgroute Rekenen

In mijn stagegroep zijn er grote verschillen in de rekenniveaus. Wij werken daarom al standaard in vier verschillende niveaus. Voor deze opdracht heb ik 1 groepje gekozen dat uit drie leerlingen bestaat. Zij rekenen op het niveau van groep 3. Op deze school is er daarom ook geen vaste leerlijn. Er wordt per klas gekeken wat er uit te halen valt en daarop wordt het groepsplan gebaseerd.

In dat groepsplan kwamen een aantal dingen naar voren die voor de hele klas gelden, ongeacht welk niveau, namelijk:
* Duidelijkheid wat betreft de werktijd.
* Visuele ondersteuning door bijvoorbeeld een rekenrek, kralenketting of namaakgeld.
* Duidelijkheid wat er van ze verwacht wordt.

Voor een aantal kinderen zijn er ook specifieke behoeftes. Zo is er een leerling die vaak voor de tijd om is haar werk klaar heeft en dus een vervolgopdracht nodig heeft. Ook is er een leerling die zich moeilijk kan concentreren en het beter gaat wanneer er iemand naast hem ziet die hem eventueel kan helpen. Ook zijn er een aantal die extra complimentjes nodig hebben. Niet een algemeen compliment maar een persoonlijke.

Voor deze opdracht heb ik dus een groepje gekozen dat rekent op groep 3 nveau. Ik heb gekozen voor het onderdeel geldrekenen omdat ze hier de meeste moeite mee hebben.
Hieronder zie je mijn groepsplan voor deze groep op dit onderwerp.
Uit privacy overwegingen heb ik de namen veranderd in leerling A,B en C.


De drie lessen:
Les 1: Niveau inschatten.
Bij de eerste les heb ik verschillende vaardigheden wat betreft geldrekenen bij elkaar gezocht. Ik heb deze gezamenlijk gedaan en voor mezelf genoteerd in hoeverre het bij iedere leerling lukte. Zo had ik een goed overzicht voor mezelf en kon ik voor de komende twee lessen een geschikte samenstelling van opdrachten maken.

Les 2: Geschikte opdrachten.
Omdat er een tweetal opdrachten al goed beheerst werden (het besef van het verschil tussen een euro en een eurocent en hoe moet je betalen) ging ik deze les in op het kopen van producten en kijken of ik genoeg geld daarvoor heb. Dit was lastig, maar daarom juist deze extra instructie. Door eerst samen wat sommen te doen, kwam steeds meer het begrip boven van hoe je deze sommen aan moet pakken. Wanneer ik ze alleen het af liet maken, ging dit op 1 leerling na goed. Bij de derde leerling maakte ik nog een paar sommen samen, tot ik de vraag kreeg 'Mag ik het nu zelf proberen juf?'. Natuurlijk liet ik dit toe. Uiteindelijk was het bij alle drie de leerlingen goed gegaan en wist ik dat ik de opdracht voor morgen een stapje moeilijker kon maken.

Les 3: Stapje moeilijker.
Doordat het gisteren bij alle drie de leerlingen gelukt was, heb ik deze les de opdrchten een stapje moeilijker gemaakt. Rekenden we gisteren nog met hele euro's en 50 cent, zo kwamen er vandaag ook bedragen als €1,70 aan de orde. Dit was in het begin verwarrend, maar door de gezamenlijke start lukte het ze uiteindelijk ook zelf, met hier en daar wat hulp. Duidelijk te merken was dat het namaakgeld een heel positief effect had op de leerlingen. Daardoor zagen ze het voor zich en maakte het het veel makkelijker.

Terugkijkend op deze lessen ben ik zeer tevreden, zo ook mijn mentor. We hebben gezien dat ze nu meer plezier hebben in het rekenen met geld en het ook beter snappen doordat ze nu echt met het geld zelf bezig waren, en niet alleen met een tekening uit het boek. Ik heb dan ook afgesproken met mijn mentor dat we hier zeker zo mee doorgaan!

vrijdag 4 november 2011

Toepassingskaart 7a Ontwikkelingsgericht onderwijs

Theorie

De cirkel van basisontwikkelings is ingedeeld in drie kringen. Hier op de foto is de cirkel van basisontwikkeling te zien:












In de binnenste cirkel staan de drie basiskenmerken:
* Emotioneel vrij zijn
* Zelfvertrouwen hebben
* Nieuwsgierig zijn
In de middelste cirkel bevinden zich de doelen wat betreft de brede ontwikkelingen. Hierbij moet je bijvoorbeeld denken aan communiceren en samen spelen en werken.
In de buitenste kring bevinden zich de doelen wat betreft de specifieke kennis en vaardigheden. Hierbij moet je denken aan waarnemen en ordenen bijvoorbeeld.
De cirkel werkt van binnen naar buiten maar ook van buiten naar binnen. Het is belangrijk dat de binnenste kring goed zit. Dit zorgt er namelijk voor dat de andere kringen ook 'in beweging komen'.

De kernactiviteiten:
1) Spelactiviteiten: Hieronder heb je 4 fasen, namelijk:
* Manipulatief spel
* Rolgebonden handelen
* Thematisch rollenspel
* Vaktaalspel
2) Constructieve activiteiten: bouwen en iets maken met verschillende materialen.
3) Gespreksactiviteiten
4) Lees- en schrijfactiviteiten
5) Wiskundige activiteiten

Bij elke kernactiviteit vlgt nu een voorbeeld uit de praktijk. Vanwege privacy regels mocht ik niet foto's nemen op mijn stageschool. Ik heb dus foto's van internet gebruikt.

Praktijk

Spelactiviteit:
Hier zijn drie kleuters winkeltje aan het spelen. De twee meisjes zijn de klanten, het jongetje rekent met ze af en stopt alles in een tas. Dit is een voorbeeld van rolgebonden handelen. Alle kinderen hebben en simpele rol die ze uitbeelden/spelen. De leerkracht zou bij deze activiteit er een leerproces van kunnen maken door aan de artikelen een prijs te koppelen en bij de kassa geld neer te zetten. Zo kunnen ze het nog echter amken en leren ze ook omgaan met die getallen.

Constructieve activiteit:
Op deze foto hebben deze twee kleuters een huis gebouwd met blokken voor sinterklaas. Als leerkracht zijnde kan je hier vragen hoe ze dat hebben gedaan. Hoe weet je dat het blijft staan? Waar is wat in het huis? Hoe komt hij binnen? Zo krijgt het gebouw nog meer betekenis en gaan ze ook nadenken over de functie van alles.

Gespreksactiviteit:
Op deze foto is de juf interactief aan het voorlezen. Dit houdt in dat de leerlingen ook tussendoor vragen gesteld worden en ze dus bij het leesproces betrokken worden. Doordat de leerkracht niet alleen voorleest maar ook de leerlingen erbij betrekt door vragen te stellen, zijn ze onbewust bezig met een leerproces. Ze denken na over het verhaal, moeten zich bijvoorbeeld verplaatsen in de hoofdpersoon. 'Hoe zou jij je voelen als dat bij jou gebeurt?'.

Lees- en schrijfactiviteit:
De kleuters op deze foto 'schrijven' iets op in een boekje. Ze hebben het er met elkaar over en schrijven hun gedachten op papier. Omdat het kleuters zijn is het nog niet echt schrijven. De leerkracht zou deze activiteit leerzamer kunnen maken door ze een blad met schrijfpatronen te geven. Zo leren ze al het aanhouden van een bepaalde vorm en wordt het een speelse leeractiviteit.

Wiskundige activiteit:
Hier zie je een kleuterklas die staat van groot naar klein. Ze zijn hier dus bezig met Classifiseren. De leerkracht zou er dieper op in kunnen gaan door te vragen: Wie is er nu het grootst? En wie het kleinst? Doordat ze in de rij staan is het gelijk visueel voor ze.

De vragen bij de tekst: 'Observatie en onderwijsconcept'.

De vragen zijn:
1. Hoe zijn de verschillende basale ontwikkelingsbehoeften - de basiskenmerken - in het verslag van Peter beschreven? Geef enkele voorbeelden.
2. Welke aspecten van de brede ontwikkeling staan in het verslag van Peter (zie cirkel van basisontwikkeling)?
3. Welke aspecten van de specifieke kennis en vaardigheden (buitenste cirkel) staan in dit verslag beschreven?
4. Is er in de verslaglegging samenhang waarneembaar? Geef een voorbeeld.

Antwoorden:
1. Peter heeft weinig zelfvertrouwen en is erg terughoudend. Hij heeft weinig contact met andere kinderen en ook het contact met de leerkracht was in het begin moeizaam. Doordat hij zich zo op de achtergrond opstelt, toont hij weinig interesse in de activiteiten die gedaan worden. Hij komt dus niet nieuwsgierig over. Misschien is hij dit wel, maar wordt hij tegengehouden door zijn emoties. Hij is emotioneel niet vrij en durft dus niet echt op nieuwe dingen af te stappen. Hij wacht liever af tot de leerkracht hem hierbij kan helpen.
2. Het samen spelen en werken met andere kinderen vindt Peter moeilijk, omdat hij zich erg op de achtergrond houdt. Dit geldt ook voor het communiceren. Met andere klasgenoten is dit erg moeizaam, alleen met de leerkracht is het beter. Peter is dus niet zelfstandig, omdat hij niet nieuwsgierig is naar wat er om hem heen gebeurt. Hij vindt het moeilijk om zichzelf te uiten.
3. Peter heeft weinig contact met zijn medeleerlingen, zijn sociale vaardigheid is dus niet zo goed. Ook geeft de leerkracht aan dat zijn woordenschat niet zo goed ontwikkeld is. Zijn motoriek is daarentegen prima.
4. Ja, je ziet alle drie de cirkels terugkomen in de beschrijving en observaties. Je ziet ook doordat het in de binnenste kring niet helemaal goed zit, Peter ook moeite heeft met aspecten uit de andere twee kringen. Wel zie je dat Peter langzaam groeit, vooral op het sociale aspect en het emotioneel vrij zijn. Dit heeft een positief effect op de andere kringen. Hij speelt en werkt hierdoor meer samen en is minder afhankelijk van de leerkracht.

Toepassingskaart 5 De 1-zorgroute Taal


De poster in zijn geheel


Ik heb dus gekozen voor de leerlijn van Technisch lezen. Omdat ik op het sbo stage loop, is het algemene niveau van technisch lezen lager dan normaal op deze leeftijd. Daarom werkt de school ook niet met leerlijnen die voor elk jaar vaststaan, maar wordt er echt naar de klas gekeken: wat kunnen wij met deze kinderen bereiken. Daarom zijn er voor mijn stageklas twee algemene doelen geformuleerd. Ik heb binnen mijn groep drie leerlingen gekozen.
Leerling A = Ondergemiddeld
Leerling B = Gemiddeld
Leerling C = Bovengemiddeld
Het niveau van de hele klas is dus lager dan normaal, maar voor mijn klas gezien zijn dit de drie leerlingen die bovengemiddeld, gemiddeld en ondergemiddeld zijn.




Voor deze drie leerlingen heb ik dan ook een apart groepsplan gemaakt. Op deze foto hierboven is het beter te zien dan op de foto van de hele poster.

De verdere informatie is allemaal op de poster te lezen.

Ik vond het leuk om eens met zo'n groepsplan aan het werk te gaan. Later krijg je er elk jaar mee te maken, dus is het wel handig dat je daar al mee kennis hebt gemaakt tijdens je studie.